Zo stel je de feature ClusterIP in
Met de feature ClusterIP geeft STRATO je de mogelijkheid om failover-scenario's te configureren. Dit geeft je nog meer flexibiliteit en betrouwbaarheid. Met een extra IP-adres kun je snel en eenvoudig tussen twee servers wisselen
ClusterIP instellen in de klantenlogin
Voorwaarde voor het aanmaken van een eigen groep is de feature ClusterIP, die je optioneel kunt bestellen. Meld je hiervoor eerst aan in de STRATO klantenlogin met je klantnummer en het bijbehorende wachtwoord. Selecteer de optie Instellingen voor je serverpakket om toegang te krijgen tot de STRATO serverlogin. De feature vind je onder de menuoptie Mijn server → Serveruitbreidingen.
Als je ClusterIP hebt besteld, dan kun je onder de menuoptie Netwerk en belasting → ClusterIP een eigen clustergroep aanmaken. Selecteer hiervoor de knop Nieuwe ClusterIP-groep. In het pop-up-scherm dat verschijnt, voer je vervolgens een groepsnaam en wachtwoord in. Je hebt het wachtwoord nodig als je de groep via de API wilt beheren.
Je hebt nu een clustergroep aangemaakt. Je kunt daarna servers aan de groep toevoegen door op de knop Hosts in ... te klikken en daarna op Host toevoegen.
Vervolgens selecteer je één van de servers onder je klantnummer. Je kunt ook een host van een ander klantnummer toevoegen door de hostnaam in het daarvoor bestemde vrije veld in te voeren:
Voor het voltooien van de configuratie moet je de instellingen nog activeren op de server waarnaar de traffic moet worden omgeleid. Dit kun je doen door op de knop Activeren te klikken.
Het omschakelen of activeren wordt binnen enkele minuten uitgevoerd. Vervolgens wordt de traffic naar de zojuist geactiveerde server omgeleid. Als de traffic weer naar de hoofdserver moet worden geleid, deactiveer dan de geactiveerde server. Je kunt slechts één server tegelijk activeren. De eerder geactiveerde server wordt gedeactiveerd.
ClusterIP-adres op je server toevoegen
In de serverlogin worden de ClusterIP-groepsnaam, het wachtwoord en het ClusterIP-adres vooraf geconfigureerd en weergegeven.
Om het ClusterIP-adres te kunnen gebruiken, moeten alle servers binnen de groep afzonderlijk worden geconfigureerd. De integratie van het ClusterIP-adres wordt volgens het desbetreffende besturingssysteem ingesteld. Selecteer daarvoor het besturingssysteem:
Linux server
Windows server
ClusterIP-adres aan je Linux server toevoegen
Log eerst in met PuTTY als rootgebruiker op de desbetreffende server.
Integreer vervolgens het ClusterIP-adres in de netwerkinterface eth0 van je server. De niet-permanente integratie wordt onder Linux uitgevoerd met het commando:
root@h123456:~# ip addr add ClusterIP dev eth0
Vervang de placeholder ClusterIP door het adres dat is aangegeven in de STRATO serverlogin onder Netwerk en belasting → ClusterIP → ClusterIP.
Wisselen van het ClusterIP-adres op je Linux server
Als je ClusterIP op alle servers hebt geïntegreerd die in de groep zijn opgenomen, kun je het IP-adres tussen de servers wisselen. Gebruik hiervoor het script switch_cluster_ip onder ftp.stratoserver.net/pub/update.
Je kunt bijvoorbeeld het bestand switch_cluster_ip vanaf de FTP-server naar de huidige map downloaden met het volgende commando op de console:
wget ftp.stratoserver.net/pub/update/switch_cluster_ip
Het script gebruiken
Let op dat om het script uit te kunnen voeren, eerst de toegangsrechten voor het gedownloade bestand moeten worden aangepast. Gebruik het volgende commando om jezelf uitvoerrechten te geven als eigenaar van het bestand:
root@h123456:~# chmod u+x switch_cluster_ip
Vervolgens kun je het script uitvoeren met het volgende commando:
./switch_cluster_ip ClusterIP-adres/gebruiker/wachtwoord/Host-IP optie
Het ClusterIP-adres, de gebruiker en het wachtwoord vind je in je STRATO serverlogin onder Netwerk en belasting → ClusterIP. De host-IP moet worden vervangen door het IP-adres van de server die moet worden geactiveerd of waarvan de status moet worden opgevraagd.
Gebruik in plaats van de placeholder "optie" een van de volgende twee opties, die je achter de hostnaam zet, gescheiden door een spatie:
Met de toevoeging start verplaats je het ClusterIP-adres naar de opgegeven server. De host wordt nu de nieuwe master en de vorige master wordt de slave. |
Gebruik de toevoeging status om de huidige status van de opgegeven server op te vragen. Als je geen hostadres opgeeft, krijg je de status van de lokale host waarop het script wordt uitgevoerd. |
ClusterIP-adres onder Windows Server 2012 of 2016 toevoegen
Maak eerst verbinding met je server via Remote Desktop.
Om ClusterIP zonder problemen op je Windows server te kunnen gebruiken, adviseren wij om het volgende script te downloaden en het op je server te starten met Powershell.
Sla het script op je server op om het te kunnen gebruiken (bijv. onder C:\Users\Administrator\Desktop\SetClusterIP_Windows.ps1).
Sla het tekstbestand hiervoor op met de bestandsextensie .ps1.
Het MAC-adres van de netwerkadapter wordt weergegeven onder Ethernet-adapter Ethernet → fysiek adres na het invoeren van de volgende commando:
C:\Users\Administrator> ipconfig /all
Het ClusterIP-adres vind je in de STRATO serverlogin onder Netwerk en belasting → ClusterIP → ClusterIP.
Start het script vanuit de Powershell als volgt. Let hierbij op de lokale uitvoeringsrichtlijnen van je Powershell.PS C:\Users\Administrator> $ExecutionPolicy = Get-ExecutionPolicy
PS C:\Users\Administrator> Set-ExecutionPolicy RemoteSigned -Force
PS C:\Users\Administrator> C:\Users\Administrator\Desktop\SetClusterIP_Windows.ps1 -MACAddress 'XX:XX:XX:XX:XX:XX' -ClusterIP '123.123.123.123'
PS C:\Users\Administrator> Set-ExecutionPolicy $ExecutionPolicy -Force
Zorg er daarbij voor dat het script volledig wordt doorlopen. Als de invoer niet meteen weer automatisch wordt weergegeven, bevestig deze dan door eventueel op de Enter-toets te drukken. Tijdens het uitvoeren van het script wordt de netwerkverbinding korte tijd onderbroken.
Controleer vervolgens de nieuwe configuratie door opnieuw het commando ipconfig in te voeren. Het ClusterIP-adres zou nu onder Ethernet-adapter Ethernet moeten worden vermeld.